home-button
portfolio-button
motivatie-button
evangelie-button
diversen-button
reactie-button
links-button

Buitenspel-column: Fluiten

Er wordt wat afgefloten tijdens een voetbalwedstrijd.
Je hebt professionele fluiters en niet-professionele fluiters. Tenminste, de professionele fluiters fluiten professionele wedstrijden, maar zijn in werkelijkheid meestal geen (full-)professionals. Al wil ‘men’ daar wel naar toe.
De niet professionele fluiters fluiten soms zoveel, dat je zou denken dat ze professioneel zijn. Want zij hebben er verstand van. Dat denken ze tenminste. Want ze fluiten zelfs spelers uit. Ook hun eigen spelers. En vaak ook nog de professionele fluiters. Nou, dan ben je wat!

Maar eigenlijk zijn dat geen fluiters maar uitfluiters. Dat is een bezigheid die voornamelijk uit frustratie voortkomt. En is dus zeker niet beroepshalve. Meestal gaat dat uitgefluit ook nog gepaard met boegeroep, en daar doen de professionele fluiters zeker niet aan mee. Al zou ik dat wel eens aardig vinden.

Dan komt de vraag: wát fluiten ze zoal? De professionele fluiters fluiten maar één toon, maar er zit wel variatie in de luidheid ervan.
Ook in de passie waarmee ze fluiten. Wordt er een overtredinkje gedaan op het veld, dan klinkt het eenvoudig: ’Prrriet’. Gewoon, niks aan.
Komt er echter een flinke overtreding, waar zelfs de professionele fluiter van schrikt, dan klinkt het ‘PRRRRRIETTT’. En de goede man snelt naar de plek des onheils.
In vele gevallen is intussen ook het gefluit begonnen van de niet-professionele fluiters, die dus zoals gezegd overigens menen weldegelijk professioneel te zijn, gezien hun toegewijde reactie.
Het gefluit gaat uit naar óf de speler die de overtreding heeft veroorzaakt, óf naar de professionele fluiter. Want hoe heeft die het in zijn hoofd gehaald daarvoor te fluiten?

(volgt je het nog?)

Het gefluit van de niet-professionele fluiter heeft iets meer variatie dan het gefluit van de professionele fluiter. Dat komt omdat ze hun handen gebruiken en zodoende hoge, lage, schelle en zachte tonen kunnen fluiten.
In veel gevallen is dat dus uitfluiten. Maar het kan ook gebruikt worden om een speler a.h.w. te roepen. Drie snelle tonen, geblazen op vier vingers, roepen soms een speler tot de orde.
Eerlijk gezegd gebeurt dat vaker door een derde categorie fluiters, die buitengewoon professioneel is, of zou moeten zijn. Die staan echter zeker niet te boek als fluiter. Maar die leiden hun elftal naar de overwinning, of soms helaas, nederlaag. Ze kunnen dan nog fluiten wat ze willen, maar meestal is dat dan te laat en worden ze zelf uitgefloten door de niet professionele fluiters,
de uitfluiters. Het is dan vaak een heus fluitconcert. Inderdaad gaat dat gepaard met enig boegeroep.

(je zou intussen kunnen afhaken)

De categorie professionele fluiters is nog weer onderverdeeld in thuisfluiters en uitfluiters. De eersten worden beschouwd als de laffe fluiters en de tweede als de fluiters met lef.
Want die durven op vreemde bodem te fluiten tegen de thuispartij. Uit bovenstaande is op te maken dat dit dan weer gevolgen heeft voor het gefluit door de niet-professionele uitfluiters. Die zullen knap tekeer gaan als de professionele fluiter uitfluiter blijkt te zijn.
De opmerkzame lezer heeft inmiddels gemerkt dat uitfluiten hier twee betekenissen kan hebben.

Tijdens de rust zijn er ook fluiters. Die maken deel uit van het muziekkorps die de theetijd vult. Eigenlijk zijn dat de meest melodieuze fluiters van allemaal, maar ook gelijk de minst interessante.
Tegen de tijd dat ze uitgefloten zijn worden ze ook meestal uitgefloten, en is het de hoogste tijd dat de professionele fluiter weer fluit. En als die gefloten heeft fluiten de anderen weer.
Een weer, en weer. Totdat de tijd om is en zelfs daarna wordt er nog gefloten of uitgefloten.
Het is pas afgelopen als het stadion leeg is.
En over veertien dagen fluiten ze allemaal weer.

Evert Buiten

Deze column mag niet worden gepubliceerd of zonder mijn persoonlijke toestemming